Verzet in Roermond
Verzet kan op vele manieren plaatsvinden. Van de dichter Remco Campert zijn de woorden: ‘Verzet begint niet met grote woorden, maar met kleine daden.’ Zo is het ook in Limburg gegaan. In de zomer van 1940 maken enkele vrienden, studenten van de kweekschool in Roermond, tijdens hun vakantie een fietstocht door Nederland. Ze bezoeken ook Rotterdam. Ze zijn geschokt door de enorme schade. Een pastoor in die stad vertelt hen het werkelijke aantal slachtoffers.
Dan realiseren zij zich dat de waarheid door de censuur uit de kranten en de radio wordt gehouden. Ze wantrouwen vanaf dat moment de alternatieve feiten van de bezetter. Ze gaan aan fact checking doen en besluiten een blaadje uit te geven waarin ze verslag doen van de terreur en de omvang daarvan. Met eenvoudige middelen, een typemachine en carbonpapier, verspreiden ze voor de eerste maal hun krantje. Later komt er een stencilmachine ter beschikking. Al gauw geven ze hun blad de naam Oranjepost. De oplage die begon met een twintigtal exemplaren, gaat variëren van enkele honderden naar tweeduizend exemplaren. Uiteindelijk verschijnen slechts zes edities van Oranjepost. Maar succes hebben ze wel.
Ze beschuldigen de burgemeester van Roermond, de oud-minister van Waterstaat Paul Reymer, ervan dat hij lid van de NSB is. Of die beschuldiging juist was, is achteraf de vraag. Maar de bevolking is gewaarschuwd voor de burgemeester die in zijn samenwerking met het naziregime veel te ver is gegaan en Roermond en zijn burgers uiteindelijk veel schade heeft berokkend. Dit eerste schriftelijke verzet heeft voor veel mensen de ogen geopend.
Roermond heeft vanuit verschillende delen van de samenleving verzet gekend. Opmerkelijk is dat juist vanuit de kleine Israëlitische gemeente drie Joodse jongens, ieder op zijn eigen manier, al vroeg verzet hebben gepleegd. Vanaf het voorjaar van 1933 werkt de Roermondenaar Max Behretz samen met de naar Nederland gevluchte Duitse katholieke verzetsheld Theo Hespers om de Duitse arbeiders op te roepen weerstand te bieden tegen het naziregime. Zij beiden zijn als staatsvijanden van Duitsland door het Volksgerichtshof ter dood veroordeeld en in Berlijn terechtgesteld.
De Roermondse schrijver Jacob Hiegentlich opponeert vanaf begin jaren dertig in woord en geschrift tegen de dictatuur en het antisemitisme. Twee van zijn boeken hebben dan ook niet mis te verstane titels: Onbewoonbare wereld en Met de stroom mee. Hij pleegt zelfmoord bij het horen van het bericht van het bombardement op Rotterdam. De Roermondenaar Joseph Sternfeld sluit zich tijdens de oorlog aan bij een verzetsgroep. Hij overleefde.
Er is op veel manieren verzet gepleegd. Twee dappere mannen die zich bijzonder hebben onderscheiden zijn Albert Reulen en Jacobus Frenken. Ook Albert Reulen en Sjaak Frencken, over wie hierna verhaald wordt, zijn ieder jaar in het dodenappel bij het verzetsmonument herdacht. Van het noemen van alle ruim vierhonderd namen is de laatste jaren afgezien omdat het veel tijd vergt van de deelnemers aan de herdenking. Maar er zal nooit worden voorbijgegaan aan moedige stadgenoten door ze in één adem te noemen met alle oorlogsslachtoffers in het teken van de goede strijd.